|
7 december 2015 | Tekst: Michel Pasman & Edwin van Leeuwen
Fysiotherapie in beweging door digitalisering
Verschillende professionals en specialisten binnen de gezondheidszorg waarschuwen de overheid en zorginkopers dat de zorgconsument steeds meer een statisch leven leidt. We bewegen steeds minder en de dagelijkse taken en behoeften worden veelal vanuit de luie stoel met een smartphone of tablet uitgevoerd. In sommige gevallen ongewild, zoals we zien bij veel ouderen, maar ook bij kleuters wordt steeds meer een statisch bewegingspatroon geconstateerd. Niet alleen ouderen en jongeren zijn hiermee een kwetsbare bevolkingsgroep geworden, ook de ‘gewone’ patiënt loopt door een statisch bestaan bepaalde gezondheidsrisico’s.
Door de digitalisering van communicatie- en recreatiemiddelen zullen zorgbeoefenaars uitgedaagd worden in hoe zij de patiënt het beste kunnen bereiken, benaderen en behandelen. Naast het versoberen van de Zorgverzekeringswet, waarbij steeds meer patiënten zorg mijden en soms bewust onbehandeld willen blijven, is digitalisering van de samenleving een andere belangrijke oorzaak waarbij patiënten moeilijker te motiveren zijn voor zorg in het algemeen. Omdat patiënten steeds meer aangesproken willen worden met een soort ‘digi-taal’, kan de Nederlandse gezondheidszorg reageren door middel van ‘digi-zorg’. De fysiotherapeut omarmt hiermee de mogelijkheden van bijvoorbeeld smartphones, tablets en apps.
“Ik ben een groot voorstander
van innovatie en implementatie van
IT in ons vakgebied, maar ik zie dit
vooral als een marketingtool.”
2 keer per 15 minuten
Die uitdaging aangaan is belangrijk, want uit cijfers van markt- en onderzoeksbureau GfK blijkt dat in juni 2015 maar liefst 10,6 miljoen Nederlanders in het bezit zijn van een smartphone; vrijwel alle jongeren bezitten tegenwoordig een smartphone. Momenteel zijn er zelfs meer tablet bezitters dan desktop bezitters. Het Britse marketingbureau Tecmark concludeerde in een onderzoek naar het smartphonegebruik, dat men 211 keer per dag een blik werpt op een smartphone; dat is gemiddeld 2 keer per 15 minuten.
Duidelijk is dat dit een trend naar een meer digitale lifestyle behelst. Hoe heeft de fysiotherapie tot nu toe hierop gereageerd, waar is de fysiotherapeut mee geholpen en wat zijn de voor- en nadelen van digitalisering? Om te beginnen wil je als zorgbeoefenaar meebewegen door een deel van de zorg te digitaliseren; voor, tijdens of na de behandeling. Het digitaliseren van de zorg door gebruik te maken van informatie- en communicatietechnologieën, zoals een online cloud voor dataopslag of een applicatie voor de smartphone, wordt sinds 1999 e-health genoemd. Jan Pieter Dijkstra vertelde in de laatste editie van MoveMens over de IT binnen de zorg, van waaruit we kunnen opmaken dat ontwikkelingen als netwerksystemen, afsprakenapps en softwaresystemen voor medische tests al zijn opgepakt door de gezondheidszorg.
E-health in de fysiotherapie
Voor fysiotherapeuten kun je binnen het implementeren van e-health een onderscheid maken tussen de diagnostische fase, therapeutische fase of nazorgfase. Een bekend hulpmiddel dat vandaag de dag al ingezet wordt binnen de fysiotherapeutische zorg, zijn de wearables, kleine sensoren die men op het lichaam kan vastmaken en op afstand fysieke parameters meet. Voor de diagnostische fase zijn wearables nauwelijks ontwikkeld omdat live contact met de patiënt altijd nodig zal zijn en cruciaal is binnen het diagnosticeren. Voor de therapeutische en nazorgfase, zijn wearables als de activity tracker voor handen. In de vorm van bijvoorbeeld een horloge worden parameters als de hartslag, activiteit en duur gemeten en geüpload naar een computer. Met speciale software kan men een grafische weergave van de resultaten overleggen aan de patiënt. Ter motivatie en het stellen van behandeldoelen, kan de patiënt per tijdseenheid ‘punten’ verdienen. Deze mogelijkheden hebben zich verder ontwikkeld, de patiënt kan hetgeen de activity tracker meet, zelf beheren door middel van een app op de smartphone. Voor de nazorgfase, maar ook zeer goed inzetbaar voor de overige fasen, is er een online chatfunctie op de website van een praktijk of behandelaar. Het voordeel van deze vorm van e-health is dat men er niet altijd speciaal voor hoeft in te loggen. Afhankelijk van het resultaat na een chatgesprek, kan via een app nazorg verleend worden door de ontvangen video-opnames van oefeningen of sportschema’s.
E-health biedt mogelijkheden
waarmee mensen een deel
van de klachten zelf kunnen
voorkomen of verhelpen.
Sinds kort zijn er ook fysiotherapeuten die binnen de verschillende fasen van de zorg geheel of gedeeltelijk online werkzaam zijn. De interactie met de patiënt kan verlopen via verschillende online kanalen, eventueel aangevuld met live contact. Deze nieuwe vorm brengt een kostenbesparing met zich mee, iets wat aantrekkelijk is voor alle stakeholders binnen de zorg: overheid, zorginkopers, zorgbeoefenaars en patiënt. Vooral de patiënt profiteert van tijdwinst met online fysiotherapie. Hij hoeft namelijk de deur niet meer uit, een consult kan immers thuis of op het werk plaatsvinden.
In 2013 deed de Radboud Universiteit in opdracht van Achmea en HC Health onderzoek naar deze nieuwe vorm van fysiotherapie. Aan het onderzoek namen 133 werknemers met lichamelijke klachten deel. Zij kregen een jaar lang consulten via webcam en telefoon, oefeningen en advies werden aangeboden via een online platform. Het onderzoek toonde aan dat het aantal benodigde behandelingen sterk daalde ten opzichte van reguliere fysiotherapie, mét behoud van zorgkwaliteit.
Fysiotherapeuten zijn doorgaans minder positief over deze ontwikkeling. Martine Rooth, oprichter van Fysiovoorjou.nl, vertelt in het artikel ‘Emerce eHealth: fysiotherapie online’ dat er veel weerstand is binnen haar beroepsgroep. Sommige collega’s beschouwden haar werkwijze als een uitholling van het vak. Eric Saedt, (sport)fysio- en manueel therapeut in Ravenstein, is sceptisch over online fysiotherapie: “Ik ben een groot voorstander van innovatie en implementatie van IT in ons vakgebied, maar ik zie dit vooral als een marketingtool. In de meeste gevallen zal fysiek onderzoek noodzakelijk zijn om de oorzaak van een klacht vast te kunnen stellen. Ik kan bijvoorbeeld niet via een webcam onderzoeken waar iemands hoofdpijn nu precies vandaan komt.”
|
|